De problematiek van het leerlingenvervoer voor onze kinderen in het buitengewoon onderwijs sleept al een tijd aan. In 2014 werd dan ook een uitgebreid onderzoek uitgevoerd om dit vervoer in kaart te brengen en werd een vergelijkende studie gemaakt met Nederland en Schotland. In 2015 werd vanuit deze resultaten een conceptnota opgemaakt door toenmalig minister van mobiliteit Ben Weyts en minister van onderwijs Hilde Crevits. Vanuit deze conceptnota zijn dan de pilootprojecten ontstaan die momenteel lopen in Roeselare, Leuven en sinds twee jaar ook in Antwerpen. Dit jaar investeerde de Vlaamse regering ook reeds 1,8 mio euro extra voor het inleggen van extra bussen om de zwaarste noden op te vangen.

Niettemin: er is nog steeds een probleem. We moeten dus zowel op korte als op lange termijn onze verantwoordelijkheid nemen en dit samen aanpakken over de verschillende kabinetten: er moeten bruggen gebouwd worden tussen Onderwijs, Mobiliteit en Welzijn. Deze actoren werken namelijk nog te veel naast elkaar. De Lijn werkt de routes uit en moet zorgen voor voldoende bussen, de school brengt de leerlingen aan, de voor- en naschoolse opvang wordt georganiseerd vanuit Welzijn,… We hebben nood aan een duidelijke uitklaring van de rollen en mandaten en een intensieve samenwerking om zeker op korte termijn de hoogste noden aan te pakken en een visie uit te bouwen op langere termijn.

Een deel van deze visie zou kunnen zijn dat we de doelgroep van het busvervoer eens onder de loep nemen. Momenteel kan elk kind gratis beroep doen op deze dienstverlening. Niet iedereen hoeft echter met de bus naar school. Er zijn heel wat leerlingen die op een kantelpunt staan en die wel degelijk zelf het openbaar vervoer kunnen nemen, die zich kunnen verplaatsen binnen een wandel- of fietspool met begeleider of waarvan de ouders in staat zijn ze zelf af te zetten en/of op te halen mits er ruimte is om dit te koppelen aan voor- en naschoolse opvang.

De boodschap is dus om de uitschieters aan te pakken. Enerzijds beperken we de langste reistijden door betere samenwerking tussen de verschillende actoren en het toepassen van goede praktijken zoals collectieve opstapplaatsen. Anderzijds stel ik voor dat we durven nadenken over wie echt nood heeft aan dit busvervoer en wie misschien wél op meer zelfstandige wijze de school kan bereiken en verlaten. Het schoolgaan in het buitengewoon onderwijs betekent niet automatisch het recht of de verplichting om het buitengewoon busvervoer te gebruiken.

Onderwerpen