Inclusie betekent niet dat je de verschillen tussen leerlingen niet meer mag zien, noch dat je ze over een gelijke kam moet scheren. Het betekent wel dat je – rekening houdend met ieder anders zijn – tracht om iedereen mee te nemen naar eenzelfde doel. Dat kan evenwel langs verschillende wegen. Het decreet leersteun draagt er toe bij dat al deze wegen aangepast zijn aan de leerling.

Hoe realiseren we dit dan?

1) Via versterking van de brede basiszorg en verhoogde zorg

Leerkrachten worden verder geprofessionaliseerd om brede basiszorg en verhoogde zorg op school te voorzien voor iedere leerling via het Leerpunt, via specifiek ingerichte bijscholing, via de pedagogische begeleidingsdienst (PBD) die speciaal hiervoor extra middelen krijgt.

Daarnaast wordt er via pilootprojecten ook ingezet op de lerarenopleiding die - meer dan nu - haar toekomstige leerkrachten zal opleiden om op een onderbouwde wijze te leren omgaan met de grote diversiteit binnen de klasgroep. Deze ondersteuning wordt niet enkel voorzien voor leerlingen die moeite ondervinden om het gemeenschappelijk curriculum te kunnen volgen maar ook voor leerlingen die nood hebben aan meer uitdagingen. Het project Talent kan de scholen voor deze laatste groep alvast talrijke goede praktijken bezorgen via het boek “Ontwikkelen van Cognitief Talent – een handboek voor onderwijsprofessionals”.

2) Via een eenvoudig, duidelijk en transparant model van ondersteuning met leersteuncentra

Naast een sterke leerkracht hebben we ook deskundige ondersteuners nodig. Een leerkracht kan het immers niet altijd alleen en kan geen deskundige zijn in alle mogelijke taal- leer- of ontwikkelingsstoornissen. Daarom is het belangrijk dat we het kluwen aan ondersteuningsnetwerken dat nu actief is, tegen september volledig vervangen door 46 leersteuncentra die voor elke vorm van handicap of stoornis expertise in huis zullen hebben. Daaronder vallen ook 6 specifieke leersteuncentra, die extra gespecialiseerde expertise bieden aan leerlingen met motorische-, visuele-, auditieve beperking of spraak- of taalontwikkelingsstoornissen.

Belangrijk hierbij is dat de hulpvraag van leerkrachten, via het CLB, snel door kan stromen naar de Leersteuncentra. Die kunnen op hun beurt met elkaar samenwerken om tekorten aan eigen expertise aan te vullen. Scholen kunnen in samenspraak met ouders ook rechtstreeks aankloppen bij een specifiek leersteuncentrum voor meer specifieke ondersteuning indien deze in het eigen leersteuncentrum niet aanwezig is.

Scholen kiezen zelf met welk leersteuncentrum ze het efficiëntst kunnen samenwerken, los van onderwijsnetten of -koepels. Zij hebben hier finaal zeggenschap over en maken deel uit van de leersteunraad. Zo houden ze de vinger aan de pols en kunnen ze snel aangeven wanneer afspraken niet of onvoldoende nagekomen worden.

De leerondersteuners krijgen een eigen statuut met stabiele arbeidsvoorwaarden en worden hét aanspreekpunt voor leerkrachten en ouders. De expertise in de leersteuncentra wordt zo beter bewaakt en versterkt. De regering heeft goed geluisterd naar hun bekommernissen en voorzag een reeks overgangsmaatregelen en voordelen op hun vraag. De omzendbrief met alle arbeidsvoorwaarden is hier te vinden.

3) Via kwaliteitsvolle ondersteuning op maat

Ik verwees eerder al naar de verschillende wegen die een leerling kan bewandelen naar een diploma, getuigschrift of kwalificatie. De brede basiszorg en verhoogde zorg is en blijft de eerste stap voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften.

Een leerling die het gemeenschappelijk curriculum (GC) aankan maar daarbij toch extra ondersteuning nodig heeft, krijgt een GC-verslag van het CLB. De opmaak van dit verslag gebeurt op basis van wat de school reeds ondernomen heeft binnen haar zorgtraject en wordt versterkt door de inzichten van de CLB-medewerker. Zo kan efficiënt gehandeld worden om de leerondersteuner zo snel als mogelijk op de klasvloer te krijgen. Deze komt enkele uren, afhankelijk van de nood, helpen op de klasvloer en ondersteunt naast de leerling ook de leerkracht.

Wanneer deze zorg ontoereikend blijkt en het gemeenschappelijk curriculum niet gevolgd kan worden, schiet het CLB opnieuw in actie. Het betrekt de leerondersteuner en formuleert samen met de leerkracht, ouders en leerling de noden van de leerling en schrijft een traject op maat uit. Dit is het IAC-verslag (Individueel Aangepast Curriculum), waarbij de leerling nog steeds op de gewone school kan blijven. De klassenraad heeft finaal zeggenschap of dit mogelijk blijft, of dat de draagkracht van de school overschreden wordt en uitgeweken moet worden naar het buitengewoon onderwijs.

Voor sommige leerlingen is het immers niet haalbaar het IAC -traject te volgen in het gewoon onderwijs. Dan is er gelukkig het buitengewoon onderwijs, waar veel expertise permanent aanwezig is binnen de school. Een IAC of OV4-verslag moet daar leiden tot volwaardige uitstroom via duidelijke kwalificaties, getuigschriften en diploma’s afgestemd op de arbeidsmarkt.

Open geest

Er vloeit jaarlijks 195 miljoen euro naar het ondersteuningsmodel om te garanderen dat alle ondersteuning op een vlotte manier op de juiste plaats terechtkomt. Leerkrachten, ouders en leerlingen verdienen dit na de moeilijkheden die gepaard gingen met de invoering van het M-decreet. Laat ons met een open geest stapsgewijs het draagvlak voor inclusie in het onderwijs herstellen door dit decreet in haar sterktes op te nemen en te vertalen naar een haalbare werking op de klasvloer.

Gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon onderwijs als dat de betere keuze is.

Lees ook: Klasse “Decreet leersteun: dit zijn de grote lijnen”

Onderwerpen