Als het M-decreet ons één ding geleerd heeft dan is het dat volledige inclusie eigenlijk onmogelijk is. Om aan bepaalde zware zorgnoden tegemoet te komen, zullen we altijd een parallel systeem van zorg, ondersteuning en onderwijs op poten moeten zetten.
Zo is ons onderwijssysteem ook opgezet. In de jaren ‘70 werd het besluit genomen om in te zetten op maximale onderwijskansen voor kinderen met een beperking. Om dit optimaal te kunnen realiseren werd ingezet op scholen waar niet alleen leerkrachten les gaven maar ook andere ondersteuners zoals logopedisten, kinesisten, ergotherapeuten, orthopedagogen, psychologen… allemaal ingezet konden worden afhankelijk van de noden van het kind. De ondersteuning die zo in de school aangeboden werd, maakte tevens dat deze kinderen na de schooluren gevrijwaard bleven van extra naschoolse therapieën ten voordele van hun ontwikkeling. Dat kostenplaatje, dat voorheen door de ouders gedragen werd, kwam bij de school terecht.
We kunnen niet ontkennen dat dit systeem haar verdienste heeft maar toch zorgde voor een ‘splitsing’ tussen kinderen met en zonder beperking. Deze breuk dienen we te lijmen. Wat we daarbij evenwel niet mogen vergeten, is dat het voor een heel aantal kinderen cruciaal blijft om extra ondersteuning te kunnen genieten bij het verwerven van schoolse kennis en vaardigheden. Hoe verzoenen we deze reële nood met de nood om kinderen dichter bij elkaar te brengen? Of nog: wanneer is deze ondersteuning mogelijk op een ‘gewone’ school en wanneer blijft de ‘buitengewone’ school noodzakelijk?
Decreet Leersteun
Binnen de regering is er een principieel akkoord over een nieuw decreet Leersteun. Daarop volgen nog allerlei adviezen en de normale parlementaire mallemolen. Eens het decreet gestemd is, krijgen scholen extra handvaten om hun basis- en verhoogde zorg voor alle kinderen in de klas te versterken. Niet alleen de leerling die wat trager leert maar evengoed de leerling voor wie het allemaal wat sneller mag. De pedagogische begeleiding van de scholen zal hier een belangrijke verantwoordelijkheid krijgen.
Daarnaast zorgen we ervoor dat de huidige ondersteuningsnetwerken, samen met het CLB, de draaischijf worden van alle extra expertise die in de school moet binnengetrokken worden om kwaliteitsvol onderwijs te verzekeren voor iedereen. Dit nieuwe leersteuncentrum is dan het eerste aanspreekpunt voor de school. De school bepaalt welke expertise ze van wie wenst te krijgen en het CLB wordt terug volwaardige partner in de zoektocht naar eventuele diagnosestelling wanneer dit nodig is.
Onderlinge communicatie, zowel met internen als externen, en steeds in samenspraak met leerling en ouders, is een belangrijke voorwaarde om ons doel te bereiken. Het wordt meer dan ooit een samen-verhaal met gedeelde verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid betreft niet alleen het maximaliseren van leren maar ook het realistisch vorm geven aan het vooropgestelde doel.
Focus op gemeenschappelijk curriculum
Om dit systeem maximale uitrolkansen te geven, is het belangrijk dat we ons eerst focussen op alle kinderen die het gemeenschappelijk curriculum – en dus de gewone lessen – kunnen volgen. Met of zonder beperking, met of zonder specifieke maatregelen. Dat is het kleine stapje terug dat we moeten zetten, namelijk het nog even loslaten van de kinderen met een individueel aangepast traject.
Wanneer we via het decreet Leersteun erin slagen om deze “curriculumkinderen”, ongeacht hun beperking, in het gewone onderwijs te houden, is dit in de feiten echt een grote stap vooruit. Van daaruit kunnen we weer verder kijken richting nog meer inclusie.