Realistisch inclusief onderwijs met buitengewoon onderwijs als volwaardige partner

Het rapport stelt dat het belangrijk is om hoge verwachtingen te stellen voor àlle leerlingen, maar poneert tegelijkertijd de vraag in welke setting deze verwachtingen het best ingelost kunnen worden. Elke leerling verdient een weloverwogen beslissing waarbij zijn of haar belang op de eerste plaats komt. Dat kan betekenen dat er redelijke aanpassingen dienen te gebeuren om bijvoorbeeld een kind met een beperking op te vangen in het gewoon onderwijs, maar evenzeer dat een schoolloopbaan in het buitengewoon onderwijs is aangewezen.

De commissie benadrukt namelijk dat het buitengewoon onderwijs als een positieve keuze moet beschouwd worden die bepaalde leerlingen méér onderwijskansen biedt. Veel betrokken leerlingen voelen zich meer verwant met hun klasgenoten net omdat ze gelijkaardige uitdagingen ervaren.

Dergelijke realistische benadering van inclusief onderwijs is natuurlijk slechts mogelijk als àlle scholen kunnen rekenen op voldoende expertise. Beide onderwijstypes dienen dus beter samen te werken om een vlotte overgang te bieden aan leerlingen met leer- en emotionele problemen. Onbekend maakt onbemind, zo stelt het rapport. Zo'n samenwerking kan enkel bijdragen tot het overtuigen van leerling en ouders van de voordelen van een eventuele overstap.

Er mag dus geen taboe rusten op het buitengewoon onderwijs. Dat is gespecialiseerd maar volwaardig onderwijs, gewoon met een andere snelheid en andere doelen. Radicale inclusie daarentegen is een utopie, aldus de commissie.

Kathleen: “Ik kan me volledig vinden in de conclusies van de commissie over de rol van en visie op de twee soorten onderwijs. Beide types zijn evenwaardige partners voor een realistisch inclusief onderwijs. Er mogen geen taboes zijn: Als voormalig zorgcoördinator ervaarde ik al dat sommige leerlingen net meer baat hadden bij een overstap naar een gespecialiseerde school. Anderzijds moeten ook leerlingen die wel in het gewoon onderwijs terecht kunnen en willen daar alle kansen toe krijgen.

 

Inzetten op basis- en verhoogde zorg met optimale samenwerking tussen de betrokken actoren

De experts waarschuwen ook voor overdiagnosticering en therapeutisering van leerproblemen. In mensentaal: er wordt nog te vaak te snel gegrepen naar het vaststellen van leerproblemen en daaropvolgende behandelingen, terwijl dit misschien nog heel voorbarig is en de leerling alleen maar benadeelt. Kinderen systematisch vrijstellen van bepaalde leerstof of uitdagingen vanwege een voorbarige diagnose kunnen de sociale kloof nu en in de toekomst vergroten, zo stelt de commissie.

Daarom vertrouwt men het detecteren van leerproblemen in eerste instantie het beste toe aan de leerkracht. Die staat het dichtst bij de leerling en kan in de klas het beste waarnemen of er een traject moet opgestart worden. Pas na doorverwijzing door de leerkracht zouden er externe experts aan te pas moeten komen.

Een andere voorwaarde om overdiagnosticering tegen te gaan is het bekomen van een gedeeld referentiekader voor kwaliteitsvolle ondersteuning, zo stellen de experts. Daarmee bedoelen ze dat er voor alle betrokkenen bij de diagnose (ondersteuningsnetwerken, CLB, PBD) duidelijkheid moet zijn over de voorwaarden om over te gaan tot interne kwaliteitszorg.

Het rapport verwijst naar de conceptnota van het decreet Leersteun en stipt aan dat de nieuwe op te richten leersteuncentra van vitaal belang zullen zijn in de omkadering van de leerkrachten. Samen met de CLB-medewerkers dienen zij voldoende (zichtbaar) aanwezig te zijn op school en in de klas. Ze dienen meer dan een louter adviserende rol op te nemen en ook daadwerkelijk ondersteuning te bieden.

Kathleen: “Het nieuwe decreet Leersteun vertrekt vanuit de ambitie om de fouten uit het M-decreet recht te zetten. Onder meer de kwaliteit van de basiszorg en de samenwerking tussen de ondersteuningscentra, CLB en PBD bleken een pijnpunt. Het rapport zegt ook dat dit de goede weg is en deelt ons vertrouwen in de leerkracht als eerste schakel voor de ondersteuningsnoden van de leerling.

 

Beter begrip van en ondersteuning voor cognitief sterke leerlingen

De commissie Beter Onderwijs geeft tenslotte concrete adviezen voor het begeleiden van een nog vaak vergeten groep leerlingen: zij die hoogbegaafd zijn, cognitief sterk functioneren of gewoon soms nood hebben aan extra uitdaging. Deze leerlingen verdienen meer aandacht. Nog steeds wordt ten onrechte ervan uitgegaan dat zij vanwege hun hoge intelligentie geen ondersteuning nodig hebben. Nog te vaak is er vervroegde uitstroom door schoolmoeheid waardoor een enorm potentieel voor de samenleving, maar vooral de leerlingen zelf verloren gaat. Sommige ouders worden tenslotte onnodig op kosten gejaagd door dure privéscholen of gespecialiseerde centra.

Concreet stelt het rapport voor dat de nieuw op te richten leersteuncentra een significant deel van haar financiering en ondersteuning zou kunnen toewijden aan initiatieven ten behoeve van deze groep leerlingen.

Kathleen: “Ook dit advies ligt in lijn met onze visie over onze best presterende leerlingen delen. Het gaat hier nog te vaak om kinderen en jongeren die misbegrepen of vergeten worden, terwijl ze net enorm veel zouden kunnen bereiken met de juiste ondersteuning. Dit is extra teleurstellend omdat met elke onderpresterende hoogbegaafde er enorm veel potentieel voor onze kenniseconomie verloren gaat.

Gelukkig zat minister Weyts niet stil en maakte hij mede onder impuls van onze resolutie het project TALENT mogelijk. Deelnemende scholen leren goede praktijken van elkaar, besteden extra aandacht aan gemakkelijk lerenden in hun basis- en verhoogde zorg en maken aanbevelingen voor het beleid. Daaruit werd zelfs al effectief een voorstel omgezet in beleid: het schrappen van de minimumleeftijd voor het getuigschrift basisonderwijs."

Onderwerpen