Toen in september 2021 talloze berichten binnenliepen dat leerlingen urenlang op de bus zaten op weg naar school, geloofde ik er nog in. Minister van Mobiliteit Lydia Peeters aarzelde als belangrijkste voogdijminister niet om de coördinatie op te nemen voor de uitwerking van nieuwe regelgeving. In juli 2022 volgde een conceptnota die daar een zeer solide basis voor legde. Niet toevallig werden de praktijken uit de pilootprojecten als inspiratiebron gebruikt. Die hielden een shift in van een recht op vervoer tussen huis en school, naar een op mobiliteitsondersteuning: een appel op de verantwoordelijkheid van ouders die vlakbij de school wonen, de stapsgewijze begeleiding door mobiliteitscoaches naar zelfredzaamheid, het gebruikmaken van collectieve opstapplaatsen die de rittijden drastisch inkorten, voor- en naschoolse opvang die ouders in staat stelt hun kind zelf te brengen en/of op te halen … Allemaal prima concepten die perfect verdedigbaar zijn bij leerlingen, ouders en scholen en geen afbreuk doen aan de zogenaamde verworven rechten.

Vandaag overheerst echter de stilstand. “Verworven rechten, mevrouw.” “Regelgeving vraagt tijd, mevrouw.” “Niet op korte termijn realiseerbaar, mevrouw.” Sorry, maar die argumenten houden na zeven jaar van inspanning én resultaten door de pilootprojecten geen steek meer. Intussen zitten nog steeds minstens 2.000 leerlingen met een beperking dagelijks langer dan 180 minuten op een schoolbus.

De minister van onderwijs suggereerde tijdens de zitting dat we ook moeten durven bekijken of private busmaatschappijen de rol van De Lijn niet kunnen overnemen. Nu wordt ook al vaak op hen beroep gedaan omdat De Lijn noch over voldoende mensen noch over voldoende bussen beschikt om het hele vervoer van leerlingen het hoofd te kunnen bieden.

Misschien zit hier inderdaad iets in. Een aanbesteding kan uitgeschreven worden en er zou per regio of onderwijszone een maatschappij aangesteld kunnen worden om het vervoer voor leerlingen buitengewoon onderwijs te organiseren. Dit biedt bovendien meer zekerheid aan de busmaatschappij dan nu het geval is. Zij zullen daarom meer bereid zijn om te investeren in bijkomende materialen, chauffeurs en busbegeleiders en deze ook voorzien van de nodige professionalisering. Wat mij betreft mag deze denkpiste zeker verder uitgespit worden, maar het mag geen verdere vertraging geven.

Om toch op een hoopvolle noot te eindigen: volgende week zitten vertegenwoordigers van de verschillende departementen samen om het scenario van een uitbreiding van het regelluwe kader grondig te bekijken. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Ministers, sla de handen in elkaar. Breid in afwachting van nieuwe regelgeving het regelluwe kader van de pilootprojecten uit naar heel Vlaanderen. Want onze leerlingen verdienen veel beter dan de huidige stilstand.

Onderwerpen