Op 1 september 2017 ging het nieuwe ondersteuningsmodel in werking. Dat moest de noden van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften beter opvangen. De uren ondersteuning werd immers ingezet afhankelijk van de nood van de leerling en leerkracht, niet meer door een vast aantal uren begeleiding. Wat zien we nu? Het evaluatierapport over de ondersteuningsnetwerken stelt vast dat een steeds grotere groep leerlingen beroep doet op ondersteuning. Dezelfde ongeruste signalen komen regelmatig in de pers. “Het aanbod heeft dus een vraag gecreëerd. Ook het type 9 blijft aangroeien. We moeten opletten dat we niet gaan overproblematiseren en kiezen voor een objectieve kwalitatieve diagnostiek,” zegt Krekels.

Een ander belangrijk knelpunt heeft te maken met het draagvlak. “Het M-decreet is als een dogma gelanceerd. Daardoor werd elke vorm van draagvlak ondergraven. Als we een inclusiebeleid willen laten slagen, dan moet dat minstens gedragen worden door wie het moet waarmaken op de klasvloer. Daarom is het eerste werk de versterking van de basis. In het nieuwe ondersteuningsmodel moet men kunnen voortbouwen op een kwaliteitsvolle basis en verhoogde zorg in het gewoon onderwijs.”

Het rapport over de werking van de ondersteuningsnetwerken kaart aan dat er nog te weinig efficiënt wordt samengewerkt. “Een kind in het katholiek of gemeenschapsonderwijs heeft echt geen verschillende zorgnoden. Daarom moeten we netoverschrijdend samenwerken. Ook moet de rolbedeling van de pedagogische begeleidingsdiensten verder worden geëxpliciteerd.”

Tot slot bevestigt het evaluatierapport het belang van ons buitengewoon onderwijs. Het buitengewoon onderwijs blijft een belangrijke plaats behouden in ons onderwijslandschap. Gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon als het nodig is,” klinkt het bij Kathleen.

Onderwerpen